Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0667

Datum uitspraak2002-03-27
Datum gepubliceerd2002-03-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200102298/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200102298/1. Datum uitspraak: 27 maart 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en burgemeester en wethouders van Westerveld, verweerders. 1. Procesverloop Bij besluit van 31 mei 2000 hebben verweerders het verzoek van appellante om een financiële tegemoetkoming in verband met door hem getroffen geluidwerende maatregelen aan zijn woning [lokatie] te [plaats] afgewezen. Bij besluit van 19 januari 2001, verzonden op 22 januari 2001, hebben verweerders het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 27 februari 2001, na doorzending door de arrondissementsrechtbank Assen bij de Raad van State ingekomen op 10 mei 2001, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 maart 2001. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 3 mei 2001 hebben verweerders een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 maart 2001, waar appellant, in persoon, en verweerders, vertegenwoordigd door J.Th. Smit, gemachtigde, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Appellant heeft verweerders in zijn verzoek van 8 oktober 2001, dat heeft geleid tot het besluit van 31 mei 2000, verzocht om vergoeding van de schade die hij stelt te hebben geleden, doordat verweerders hem bij het aanvragen van een bouwvergunning niet hebben geïnformeerd over de omstandigheid dat hij op grond van de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde subsidieregelgeving in aanmerking zou kunnen komen voor het van gemeentewege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen aan zijn woning. 2.2. De Afdeling leidt uit de stukken en het verhandelde ter zitting af dat appellant met de onderhavige procedure niet beoogt te bewerkstelligen dat alsnog geluidwerende voorzieningen aan zijn woning worden aangebracht. Appellant wenst, zoals ook blijkt uit het hierboven genoemde verzoek, vergoeding van de schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van het niet informeren door verweerders. Een dergelijke vordering kan evenwel uitsluitend bij de burgerlijke rechter worden ingesteld. De Afdeling is niet bevoegd om te beslissen op een dergelijke vordering. 2.3. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling aanleiding zich onbevoegd te verklaren om van het beroep kennis te nemen. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen. Aldus vastgesteld door mr. J.J.M.S. Leyten?de Wijkerslooth, Voorzitter, en mr. W.C.E. Hammerstein?Schoonderwoerd en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat. w.g. Leyten-De Wijkerslooth w.g. Lap Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2002 288. Verzonden: Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze,